Expertisegroep | WITWASSEN, TERRORISME EN UW BANKREKENING
16408
post-template-default,single,single-post,postid-16408,single-format-standard,ajax_fade,page_not_loaded,,qode-theme-ver-9.2,wpb-js-composer js-comp-ver-4.11.2.1,vc_responsive
 

WITWASSEN, TERRORISME EN UW BANKREKENING

WITWASSEN, TERRORISME EN UW BANKREKENING

 

A.    Inleiding: De heerschappij van het digitale

Digitalisering rukt op voor alle facetten van het leven. Door die ontwikkeling is ook het betalingsverkeer tegenwoordig voornamelijk digitaal.

DE DIGITALE DWANG

Voor een kind van deze tijd
lijkt het leven haast ondragelijk
zonder elektriciteit

en  kennis slechts toegankelijk
als het met stroom is omgezet
in een digitale brij.

Het gaat zover dat hij soms denkt
dat de werkelijkheid bestaat
uit hetgeen niet tastbaar is.

Virtueel is gelijk aan echt  gemaakt
en  als  het Ministerie dat dicteert
wordt geld helemaal digitaal

en gaat betalen slechts giraal.

Men handhaaft steeds meer
met  harde hand
de digitale dwang.

(DPI 2022)

Om mee te doen in de maatschappij is het beschikken over  een actieve bankrekening essentieel. De Bank is een machtig instituut die het deelnemen aan het economisch verkeer kan bevorderen en verhinderen.

B. De ondernemer en controle door banken

Eerder heb ik al geschreven over “De Ondernemer en zijn Bankrekening”. Vrijwel alle ondernemers krijgen immers te maken met het verscherpte toezicht van banken als “poortwachter” voor de overheid. De hoofdreden hiervoor is dat banken een actieve rol gekregen hebben bij de opsporing van witwaspraktijken en het financieren van terrorisme.

De overheid heeft de banken verweten dat zij niet voldoende hebben gedaan om “ongebruikelijke transacties” te detecteren en te melden. Hoge boetes waren daarvan het gevolg. Ondernemers hebben sindsdien duidelijk kunnen merken dat banken bijna op de stoel van het ondernemingsbestuur gaan zitten en het naadje van kousen willen weten over hoe en waarom handelingen zijn uitgevoerd en/of beslissingen zijn genomen. De redenering lijkt: Beter te grondig dan nog meer boetes.

C. De grondslagen voor het beoordelen van financieel gedrag

Het toetsen van handelingen en structuren gebeurt voor een groot deel aan de hand van richtlijnen van het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Justitie. Er is sprake van  “objectieve” en “subjectieve” indicatoren.

Objectieve indicatoren zijn objectief verifieerbaar waar te nemen. Hieronder verstaan wij bijvoorbeeld de meldingsplicht bij het contant storten van bedragen boven de € 15.000,-. Subjectieve indicatoren zijn afhankelijk van actoren, sectoren en omstandigheden. Daarmee wil men toetsen in hoeverre er sprake is van een ongebruikelijke situatie en/of transactie die daardoor mogelijk verdacht en/of laakbaar is.

In de richtsnoeren zijn voorbeelden opgenomen van landen, cliënten, type transacties of dienstverlening met een mogelijk verhoogd risico op witwassen of financieren van terrorisme.

In principe gaan banken uit van de richtsnoeren van de overheid bij  verzoeken om informatie van ondernemingen.

D. Informatieverzoeken van Banken

De ondernemer wordt geacht de betrouwbaarheid en integriteit van zijn relaties vast te stellen en bij verhoogd risico daar strenger op te onderzoeken. Hij moet ook de wijze waarop hij zijn bankrekening gebruikt kunnen verantwoorden. Als de bank de indruk heeft dat zij niet voldoende informatie heeft om de legitimiteit van het gedrag van de onderneming te beoordelen stelt zij een onderzoek in.

Maar hoe kan het MKB  die integriteit en betrouwbaarheid van klanten beoordelen?  Wij hebben dan niet te maken met duidelijk  objectiveerbare factoren terwijl de ondernemer zich voornamelijk concentreert op het afhandelen van  transacties voor zijn kernactiviteit op een wijze die hij altijd heeft gehanteerd. Bij informatieverzoeken van banken worden ondernemers geconfronteerd met vragen die zij eerder niet mogelijk hebben gehouden. Enige voorbeelden:

  1. Uw klant x is in 2018 in Zwitserland veroordeeld wegens belastingontduiking. Hoe gaat u met deze informatie om en kunt u aangeven hoe u met hem in contact bent gekomen en zijn betrouwbaarheid heeft kunnen vaststellen?
  2. Hoe heeft u de integriteit en betrouwbaarheid van uw klanten in het algemeen kunnen beoordelen?
  3. U bestelt goederen van XY. Die onderneming heeft echter geen website. Dat is niet gebruikelijk. Kunt u verklaren waarom hij dat niet heeft terwijl hij al 10 jaar actief is?
  4. U maakt meer winst dan volgens de CBS gegevens gebruikelijk is in uw branche. Dat vinden wij verdacht. Kunt u met bewijsstukken aangeven dat uw omzet legitiem is en waarom deze afwijkt van het gemiddelde?
  5. U doet zaken met een Franse ondernemer die gebruik maakt van een bankrekening in Letland. Hoe bent u met hem in aanraking gekomen
  6. Uw kantoor is gevestigd aan een woonadres. Dat is niet gebruikelijk. Toch stijgt uw omzet elk jaar weer. Hoe kan dat en kunt u met bewijsstukken aantonen dat u zich niet met illegale activiteiten bezighoudt?
  7. Waarom heeft u meer dan de helft van uw winst privé onttrokken uit uw eenmanszaak?
  8. Wij begrijpen uw verdienmodel niet. Waarom doet u ook zaken met concurrenten?


    E. De boordeling van antwoorden en consequenties

Bovengenoemde vragen zijn begrijpelijk als iemand de modus operandi van een onderneming in kaart wil brengen. Uit een (van een norm) afwijkend antwoord is echter geen betrokkenheid bij witwasserij of het financieren van terrorisme af te leiden.

Een beroep op de Wet ter voorkoming van het witwassen van gelden en financiering van terrorisme (Wvwft) (zonder bewijs van daadwerkelijke betrokkenheid bij de gewraakte handelingen) voor het nemen van  maatregelen die leiden tot schade voor een contractspartner met een bankrekening lijkt op het bestuursrechtelijke “détournement de pouvoir”. Een besluit wordt genomen voor een ander doel dan het doel waarvoor de bevoegdheid is gegeven. Deze vergelijking gaat natuurlijk niet helemaal op aangezien de bank geen bestuursorgaan of een publieke instelling is.

De  sancties door de bank voor de afwijking van “het normale”  en het “gebruikelijke” kunnen  disproportioneel zijn. De ondernemer kan op een ongebruikelijke wijze gehandeld hebben maar niet bewust zijn geweest van enige overtreding van regelgeving en/of norm.

Haar zorgplicht  en de gerechtvaardigde verwachting van haar contractspartner die een bankrekening aanhoudt zijn steeds vaker ondergeschikt aan de beginselen van “eigen belang”, “normaliteit”, “gebruikelijkheid” en “controleerbaarheid”. De afwijking wordt ternauwernood getolereerd en wordt geacht een onacceptabel risico te vormen voor de bank en de maatschappij. De Bonafide rekeninghouder is als zwakkere partij hiervan de dupe.

F. Het beëindigen van een bankrelatie en het blokkeren van een bankrekening

 Bij het beëindigen van een bankrelatie dient de bank een redelijke termijn te geven om zijn bankzaken elders onder te brengen. Doorgaans is dat een termijn van twee maanden. Formeel is het ook voor de bank niet de bedoeling om de klant uit te sluiten van het betalingsverkeer.

In de praktijk kiest een bank echter herhaaldelijk voor acute blokkering van een rekening met als argument dat er anders een onaanvaardbaar risico zou ontstaan voor de bank als zij transacties zouden toestaan waarvan zij de legitimiteit niet voldoende kunnen vaststellen. Het probleem in dit soort gevallen is dat anders dan in het strafrecht de bank meent te kunnen volstaan met het enkel stellen dat er sprake is van een dergelijk risico zonder dat te hoeven bewijzen. De enkele gedachte dat  het risico niet volledig is uit te sluiten is voldoende. Ook de grondslag van de “onaanvaardbaarheid” hoeft niet nader te worden gedefinieerd. Zonder enig bewijs wordt een betrokkene als mogelijke verdachte op grond van de Wvwft aangemerkt en misschien ook in een verwijzingsregister geregistreerd.

De facto betekent blokkering eigenlijk een verkorting van de officieel gegunde termijn van twee maanden bij beëindiging van een bankrelatie. Bankieren met een geblokkeerde bankrekening is namelijk nauwelijks mogelijk. Uit recente jurisprudentie kunnen wij gelukkig afleiden dat ook de rechter in voorkomende gevallen de deblokkering van rekeningen heeft bevolen totdat de betrokkene over een andere bankrekening kan beschikken

 G. Conclusie: Bank, Bestuursrecht en Politiek

Het eenzijdig stoppen van een bankrelatie en/of het blokkeren van een bankrekening maakt het functioneren van een ondernemer vaak onmogelijk  in een maatschappij waarin het girale verkeer dominant is en steeds dominanter wordt. Hij lijdt in een dergelijk geval zowel logistieke, financiële, commerciële als reputatieschade.

Aangezien de bank als poortwachter een enigszins publieke taak uitoefent ben ik van mening dat de voor de publieke sector toepasselijke algemene beginselen van behoorlijk bestuur als uitgangspunt moeten gelden bij beoordelingen in het kader van de Wvwft; dit als aanvulling van de bancaire zorgplicht.

Bovendien moet de politiek zich  afvragen in hoeverre het beleid en de Wet gericht op het detecteren en voorkomen van witwasserij en het financieren van terrorisme op de juiste en meest effectieve wijze wordt uitgevoerd.

Wordt misschien niet het kind met het badwater weggegooid? Komen de andere streefdoelen voor maatschappelijke ontwikkeling niet in het gedrang? Wordt de kloof tussen de gevestigde orde en jonge bedrijven niet groter omdat creativiteit en groei door “ongebruikelijk” te zijn door de bank kan worden gefrustreerd? Werkt de wijze van  uitvoering niet onbewust discriminatie en stigmatisering op grond van etnische achtergrond in de hand?

Zelfreflectie kan geen kwaad.

Den Haag, 21 mei 2022

mr D.P. Isebia LL.M
-Expertisegroup Strategic Services BV

 

 

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.